In gesprek met met Maartijn Keijzer
Maartijn Keijzer (1985) is zoon van een moeder uit Burkina Faso en een vader uit Nederland. Hij is geboren in Rotterdam, maar verhuisde met zes maanden naar zijn moederland. Op zijn derde vertrok het gezin naar Mauritanië en op zijn negende verhuisde de familie naar het Hollandse Zevenhuizen.
“Maartijn, met een achtergrond als die van jouw draag je twee culturen in je. Ik ben benieuwd in hoeverre jij dat zo ervaart. Wat vind je bijvoorbeeld Nederlands aan jezelf?”
Half wit, half zwart. maar eigenlijk is het irritant om die twee dingen tegenover elkaar te stellen. Ik ben het allebei, helemaal.
Ik denk mijn Westerse manier van leven. Dat staat vooral voor het vanzelfsprekende gemak van dingen kunnen opzoeken, vinden, kopen, meemaken.
“En wat vind je dan juist Burkinees aan jezelf en niet passen bij het Westerse leven?”
Dat ik niet over van alles mijn mening hoef te geven om mijzelf te laten gelden. Ik probeer vanuit het geheel te handelen, vanuit het groepsperspectief.
“Kan je daar misschien een voorbeeld van geven?”
Hier in het westen is het extravert en assertief zijn de norm om vooruit te komen in veel levenssituaties. Dit past bij de welbekende Hollandse directheid. Dat heeft denk ik veel met de individualistische cultuur te maken. Bij algemene discussies zie je vaak dat degene die het hardst roept wint. Het gezegde ‘spreken is zilver, zwijgen is goud’, past wat dat betreft beter in Burkina dan in Nederland. Verder heb ik tijdens mijn studie en werk regelmatig meegemaakt dat iemand extra punten scoort door proactief aan te geven een bepaalde prestatie te hebben neergezet. Ik doe dat niet snel merk ik… Ik probeer juist anderen te betrekken en aan te geven dat we samen iets moois hebben bereikt.
“Hoe vindt je moeder dat dan?”
Daar moest mijn moeder best wel aan wennen! Met drie zonen die groot worden met dit Westerse tijdsbeeld, heeft ze natuurlijk veel te maken gehad met het individualistische versus het collectivistische uitgangspunt. Grappig is wel dat mijn moeder niet lang geleden zei dat ze merkt dat ze ook daarin steeds een beetje Nederlandser wordt. Ze woont dan ook al 25 jaar in Nederland, dus het is op zich niet gek. Ze gaat regelmatig terug naar haar familie in Burkina Faso en dan moet ze wanneer ze bijvoorbeeld een project oppakt wel weer wennen aan de andere, Burkinese, benadering.
“Je Afrikaanse achtergrond is in jouw leven nog zeker duidelijk aanwezig. Op welke manier uit zich dat, of merk je dat nog meer?”
Ik heb onder andere kunstobjecten uit Burkina in mijn huis staan. Maar wat echt Afrikaans blijft, is eten met de familie thuis, bij moeders. We eten altijd uitgebreid en samen zijn met de familie is heel belangrijk. Aangezien eten dan een centrale functie heeft, moet je daar veel aandacht aan besteden. Het moet goed en lekker en only the best is good enough. Wanneer we naar huis gaan krijgen we ook nog extra eten mee. In Nederland verwarren mensen dat weleens met restjes of kliekjes, maar dat is niet hetzelfde: mijn moeder kookt extra. Nu ik zelf wat ouder word, valt me het belang van familie en de gebruiken daar omheen meer op. Vroeger was het vanzelfsprekend en nu zijn het speciale momenten.
“Eten! Dat is in bijna elke cultuur belangrijk, behalve in Nederland. Mijn familie is aan mijn vaders kant Chinees (opgegroeid in Indonesië) en aan mijn moeders kant Surinaams en Nederlands. Ook bij ons wordt er goed gegeten. Zelfs nu ik geen dierlijke producten meer eet, wordt er goed gezorgd. De eerste keer dat ik op een in mijn ogen Hollands verjaardagsfeestje kwam, van een tante van een vriendje van vroeger, schrok ik van wat er werd geserveerd rond etenstijd: Mini tompoucen en broodjes kaas en ham. Van die zachte witte bolletjes…”
Haha ja, dat doet me ook wel denken aan de familie van mijn vader vroeger. Eten was een moetje. Mijn moeder heeft mijn Nederlandse tante een beetje geleerd te variëren in de keuken. Vroeger kreeg iedereen standaard een garnalencocktail. Mijn tante is verder heel lief hoor.
“Even over je carrière. Toen je klaar was met je studie moest je solliciteren en ik herinner me dat je te maken kreeg met racisme. Eén incident was echt nogal plat, kun je dat beschrijven?”
Dat klopt! 10 jaar geleden zat ik in de laatste ronde van gesprekken bij een bekend kantoor. De twee heren die mij moesten interviewen, wilde het hebben over mijn afkomst. Zodra ik verteld had waar mijn moeder vandaan kwam, zei één van die partners doodleuk: “Oh dan mag je wel van geluk spreken hè, anders had je moeder nog steeds water uit de put moeten halen.”
“Meine güte! Wat erg. Ik heb ooit op Lowlands een voorstelling bijgewoond waar ze de racial freeze uitlegden. Het komt erop neer dat wanneer iemand iets racistisch tegen je zegt, dat je dan zo of guard bent, dat je niet gelijk met een scherpe comeback kan komen. Zo’n uitspraak kan zo verwarrend zijn dat je door shock allesbehalve ad rem reageert. Was dat ook wat er bij jou gebeurde?”
Ja, eigenlijk wel ja. De term racial freeze kende ik niet. Ik was overdonderd en ik wist niet wat ik moest doen. Op dat moment was ik bezig met het krijgen van een baan en totaal niet voorbereid op een confrontatie. Uiteindelijk, na een stilte van een paar seconden heb ik wel iets gestameld over dat het zo niet in elkaar steekt en iets over dat mijn ouders elkaar bij een bedrijf hebben leren kennen. Maar natuurlijk, achteraf had ik van alles willen zeggen. Je bent op dat moment echt van je à propos.
“Waren en er meer momenten dat je merkte dat er racisme in het spel was?”
Kijk, het is niet altijd zo makkelijk te pinpointen. Onderhuids kan er van alles spelen, maar ik hield mij daar niet mee bezig. Bijvoorbeeld de verbaasde blikken als ik binnenkwam omdat men bij het horen van mijn naam iemand anders verwachtten kan ik begrijpen, maar een enkele keer werd daar zo lang op ingegaan dat het ongemakkelijk werd. Niet per se racistisch, meer onwetendheid. Maar op zo’n moment heb je gewoon een mismatch en dan weet je dat het daar ophoudt.
“Dat lijkt me heel frustrerend.”
Het deed me toen twijfelen aan mijzelf. Misschien waren het mijn skills? Ik heb zelfs gedacht dat ik mij ‘witter’ moest opstellen.
“Wat bedoel je met witter?”
Ik moest bijvoorbeeld regelmatig toelichten waarom ik niet in een studentenvereniging had gezeten. Maar, zodra ik dat soort dingen ging voelen, merkte ik dat ik verder van mijzelf verwijderd raakte. Aan de andere kant was dit tijdens de kredietcrisis, sommige witte vrienden van mij hadden ook moeite, en ik had ook weinig affiniteit met de corporate wereld, dus wie zal het zeggen? Het incident met de waterput was vooral een bevestiging dat het niet de enige keer zou kunnen zijn geweest. Ik ben wel overtuigd dat bij kantoren onvoldoende aandacht aan diversiteit werd besteed.
Overigens, als ik dit aan mensen vertel verklaren sommigen het met dat ‘de heren mij misschien gewoon een beetje wilde testen om te kijken hoe ad rem ik zou zijn’.
“Dat klinkt toch alsof men het probeert goed te praten.”
Ja dat gebeurt veel, net als “Zo bedoel ik het niet, het was een grapje”. Natuurlijk mag je een grapje maken, maar wel binnen de juiste context. Hoe je daarachter komt heeft met je normen en waarden te maken en als je over een degelijke set beschikt, voel je dat best goed aan hoor. En als zo’n grapje toch te ver gaat, moet er ruimte zijn om daarover te kunnen praten. Dit geldt uiteraard voor beide kanten. In het geval van het waterput-incident was de context echt fout en de opmerking natuurlijk ronduit respectloos.
“Nou zeker. Ik hoop niet dat dit tekenend is voor deze sector.”
Nee, dat valt wel mee gelukkig. Het is ook even geleden. Ik werk als jurist in de financiële sector. Ik denk dat een kwart niet wit is en het aannamebeleid bij mij en anderen heb ik niet als racistisch ervaren. De ‘verwitting’ is wel zichtbaar richting de hogere functies. Het is een kwestie van tijd dat dat verandert, hoop ik, maar dat is weer een andere discussie.
“Je bent vader van een zoontje van twee en verwacht een tweede kindje. Ben je bang dat hij met racisme te maken gaat krijgen?”
Mijn eerste zoontje is kwart Burkinees, helemaal wit, inclusief de blonde steile haren! Bij hem zal het dus wel meevallen. Van mijn tweede kindje weet ik natuurlijk nog niet hoe die eruit gaat zien. Ik verwacht dat racisme afneemt. Mijn moeder werd daar bijvoorbeeld meer mee geconfronteerd, ik al minder en ik denk mijn kinderen nog minder.
“En stel jouw tweede kind heeft een Afrikaanser uiterlijk, zou je hem dan proberen te wapenen tegen racisme? Hoe doe je dat?”
Zoals mijn moeder mij geleerd heeft: je belangrijkste kracht is je identiteit. Weet waar je vandaan komt, wie je bent, gebruik het en omarm het. Door beide culturen in je te omarmen, word je alleen maar sterker. Als kind vond ik het verschrikkelijk die ‘preek’ aan te moeten horen, maar ik merk nu dat mijn twee broertjes en ik deze levensles goed opvolgen. We zijn trots op waar we vandaan komen en accepteren onszelf helemaal. Trouwens, mijn moeder zei dit niet in de context van specifiek racisme. Dat wil ik wel benadrukken. Het is een levensles voor iedereen.
“Die zelfacceptatie, die lijkt me inderdaad enorm belangrijk voor je zelfbeeld. Tegelijkertijd is dat veel moeilijker om voor elkaar te krijgen als je merkt dat de wereld om je heen jou niet altijd accepteert.”
Precies, daarom is het goed dat wij het van jongs af aan zo hebben geleerd. Je ziet namelijk ook dat veel mensen niet weten hoe ze daar mee om moeten gaan.
“Heb je nog iets toe te voegen?”
Zwart en wit, het lijken in het publiek debat soms twee uitersten. Soms voelt het alsof ik een keuze moet maken tussen de twee culturen in mij. Daar ben ik vroeger ook met mezelf mee in discussie geweest, maar, ik kan mezelf niet in tweeën delen.
Ik ben het allebei en ben daar heel trots op. Wij laten zien dat je een zwarte moeder en een witte vader kan hebben en dat dat werkt. Laten we stoppen met polariseren, focussen op gelijkwaardigheid en ruimte blijven geven aan het gesprek over racisme en diversiteit.